Opdrachtgevers en bestek

U bent verantwoordelijk voor het beveiligen van een object of voor het ontwerpen en uitvoeren van een object?

Dan weet u hoe groot de gevolgen van bliksem en overspanning kunnen zijn. Zowel bij directe inslag (op het verzekerde object) als bij indirecte inslag (in de omgeving van het verzekerde object: overspanning). U wilt schade door brand, beschadiging van overspanningsgevoelige apparatuur, bekabeling of schade aan constructies en gevolgschade door het niet of onjuist functioneren (versnelde veroudering) van deze apparatuur voorkomen.

U kunt zich natuurlijk verzekeren tegen schade als gevolg van blikseminslag. Echter niet tegen indirecte schade en gevolgen. Waardevolle gegevens die verloren gaan als computersystemen beschadigd raken, of niet kunnen werken omdat er geen stroom is. 



Directe blikseminslag
Bij een directe blikseminslag ontstaat een ontladingsstroom van 20.000 tot 60.000 ampère. De ontlading zoekt de weg met de minste elektrische weerstand zoals elektrische leidingen, metalen spanten, antennekabels, gas-, water- en cv-leidingen. Beveiligen tegen directe blikseminslag is mogelijk door het aanbrengen van een uitwendig bliksemafleiderinstallatie die berust op het principe van de ‘kooi van Faraday’ en die de ontlading tussen een wolk en het beveiligde gebouw gecontroleerd naar de aarde afvoert. Deze ‘kooi’ bestaat uit een netwerk van koperen leidingen en opvangers op dakvlakken, waarbij alle uitstekende en metalen gebouwonderdelen in de beveiliging worden opgenomen. Via afgaande leidingen wordt dit daknet aangesloten op een aardingssysteem of op in de grond geslagen aardelektroden. 

Indirecte blikseminslag 
Bij indirecte inslag slaat de bliksem in de bodem (of in een boom). Op de plaats waar de ontlading de grond in vloeit, ontstaat een kortstondige spanning van duizenden volts. Het spanningsverloop heeft in de grond een trechtervorm (‘spanningstrechter’), en neemt af naarmate het verder van de inslag verwijderd is. Kabels binnen de spanningstrechter kunnen last ondervinden van overspanning. 

Bij overspanningsbeveiliging worden overspanningsafleiders gebruikt. Deze brengen hoge piekspanningen terug naar een veilig niveau en voorkomen zo een overbelasting van de elektronische installatie. Bij een te hoge spanning zorgen overspanningsafleiders ervoor dat alle geleidende systemen kortstondig met elkaar gekoppeld worden om spanningsverschillen te neutraliseren en piekstroom af te voeren.

Voor een goede overspanningsbeveiliging is ook een potentiaalvereffening nodig: deze zorgt dat alle geleidende systemen (waterleiding, gasleiding, centrale verwarming en bliksembeveiliging) met elkaar verbonden worden om gevaarlijke potentiaalverschillen te voorkomen. Dit onderling verbinden gebeurt via een potentiaalvereffeningsrail. Hierop worden aangesloten: de aardingen van de elektrische installatie, alle metalen constructiedelen zoals metalen spanten, doorgelaste vloerwapening, metalen gevelbekleding, metalen kabelgoten, metalen silo’s, maar ook alle metalen leidingen voor gas, water, verwarming, luchtbehandeling, afscherming van kabels, aarding van eventuele antenne of bliksemafleiderinstallatie. Via overspanningsafleiders worden de fase- en nulleiders van de voedingskabels, data- en telefoonleidingen aangesloten.  

Overspanningsafleiders hebben onder normale omstandigheden een hoge isolatiewaarde, maar vormen bij bepaalde waarde van een overspanning (de ontsteekspanning) kortstondig een geleidende verbinding via de potentiaalvereffeningsrail met de aarde waardoor de overspanning afgevoerd kan worden. Daalt de overspanning tot normale waarde dan wordt de geleidende verbinding automatisch weer verbroken.

Een grofbeveiliging voor 400/230 Volt brengt een overspanning van 10.000 Volt terug tot maximaal 5000 Volt; een middenbeveiliging, die in de onderverdelers wordt geplaatst, brengt de spanning terug tot ca. 3000 Volt. Een fijnbeveiliging, die voor computers en andere gevoelige apparatuur is geplaatst, brengt de overgebleven overspanning ten slotte terug naar maximaal 1500 Volt.